Dit was na mijn remigratie het eerste stuk dat ik in het Nederlandse theater regisseerde, en tevens mijn eerste productie met uitsluitend amateurspelers.
Opdrachtgever was Uitgeverij Wereldbibliotheek, die mijn roman ‘Gars’ had gepubliceerd.
Wereldbibliotheek vierde haar 100-jarig bestaan met deze voorstelling. Een in Nederland nog nooit gespeelde of gepubliceerde theatertekst werd opgediept(‘Ich habe mich rasieren lassen, oder: Körners Vormittag’), het fraaie Compagnietheater te Amsterdam gehuurd, en ik realiseerde met 25 spelers van de gezelschappen Letterlievende Vereniging J.J. Cremer en Alberdingk Thijm (die samen ook al enige eeuwen bestaan) dit 25 minuten durende niemendalletje van Schiller – dat echter wèl de hand van de meester toont!
We speelden twee keer, omdat de genodigde gasten de zaal méér dan vulden.
Proloog/mmd
Goedenavond.
Main naam is Friedrich von Schiller, 1759 tot 1805.
Ik ben blai, u in Amsterdam te mogen begroeten.
Main drama’s worden ook in uw land geregeld opgevoerd – zo heb ik onlangs een heerlijke Don Carlos van de Theatercompagnie gezien – maar één enkel stuk werd, ook in het jaar van main 200ste jubileum, nog nimmer in Holland gespeeld.
Dit is main klaine éénakter ‚Ich habe mich rasieren lassen, oder: Körners Vormittag’ uit 1787. Het is mij een eer vanavond de Nederlandse première van dit werkje persoonlijk te mogen inlaiden.
Christian Gottlieb Körner was de naam van de weldoener en edelmoedige vriend die mij, toen ik in het jaar 1785 eenzaam, vertwijfeld en verarmd in Mannheim verwijlde, zonder mij persoonlijk te kennen, uitnodigde om bij hem en zijn vrouw Minna in Leipzig te komen wonen.
‚Kommen Sie,’ schreef hij, ‚so bald als möglich. Es schmerzt uns, dass ein Mann, der uns so theuer ist, Kummer zu haben scheint. Wir schmeicheln uns, ihn lindern zu können, und dies macht uns Ihre Freundschaft zum Bedürfnis…. Alles, was die Geschichte in Charakteren und Situationen Großes liefert und Shakespeare noch nicht erschöpft hat, wartet auf Ihre Pinsel. … und Menschen, die Sie zu fassen vermögen, werden Sie auch bei den Früchten Ihrer Erholungsstunden segnen… Unser gemeinschaftlicher Wunsch ist, Sie glücklich zu sehen!’
Ik antwoordde verheugd, dat zijn vriendschap en grootmoedigheid voor mij een Elysium betekenden en reisde naar Leipzig. In die eerste vreugdevolle zomer, die ik op het landgoed van de Körners in Loschwitz doorbracht, schreef ik mijn ‚Ode an die Freude’, die prompt door Körner – die jurist was, maar ook een begaafd musicus – werd getoonzet. Ik meen dat deze Ode, die begint met ‚Freude schöner Götterfunken / Tochter aus Elysium’ later nog eens, met meer succes, door Ludwig van Beethoven is gecomponeerd.
Meer dan een jaar verbleef ik bij Körner, met wie mij al snel een innige en hartstochtelijke vriendschap verbond, en dit was wellicht de gelukkigste tijd van mijn leven. Daar schiep ik onder andere mijn ‚Don Carlos’ en mijn bekendste balladen – deels in de waskeuken, om mij aan de drukte van het grote huishouden te ontrekken!
Welnu, ter gelegenheid van Körner’s verjaardag op 2 juli 1787 heb ik, kort voor mijn vertrek naar Goethe in Weimar, als verjaardags- en afscheidsgeschenk een luchtige éénakter – een ‚dramatischer Scherz’ – geschreven, die wij in Huize Körner als het ware ‚tussen de schuyfdeuren’ zoals u hier in Holland zegt, hebben opgevoerd. Hij is eigenlijk niet voor het schouwburgtoneel bedoeld, maar daar ook wij vanavond een verjaardag vieren, mag ik hopen dat u aan het kleine werkje evenveel genoegen beleeft als wij destijds.
Ik laat daarin in een zeer kort tijdsbestek niet alleen Körner, zijn echtgenote Minna en mijzelf, haar zuster Doortje, de trouwe dienaar Gottlieb, de literaten Haase en Huber, en Professor Becker optreden, maar ook een muziekleverancier, een schoenmaker, een kleermaker, een pianostemmer, en tal van andere kennissen en buren, die de letterlievende maar drukbezette Körner in zijn schaarse vrije uren aan de verwezenlijking van zijn eigen literaire ambitities plachten te hinderen.
Daarbij verging het hem als vele anderen die ik in mijn tijd heb gekend en die mij altoos verzekerden, dat er ook in henzelf een kunstenaar sluimerde en dat zij „een boek zouden kunnen schrijven!“, als zij er maar de tijd voor vonden. Een naieve zelfoverschatting die ongetwijfeld vandaag de dag ook nog bestaat, en waarover men als auteur slechts moeizaam glimlachen kan…
Naar aanleiding van mijn vorige jubileum, honderd jaar geleden, schreef Thomas Mann een vertelling getiteld ‚Schwere Stunde’, waarin hij mij worstelend met mijn drama ‚Wallenstein’ portretteert. Hij besluit met de woorden: „Wenn das unselige Werk ihn leiden machte, war es nicht in der Ordnung so und fast schon ein gutes Zeichen? Das Licht des Morgens trägt auch die letzten Zweifel des Dichters fort: und es wurde fertig, das Leidenswerk. Es wurde vielleicht nicht gut, aber es wurde fertig. Und als es fertig war, siehe da war es auch gut.“
Mijn goede Körner daarentegen was en bleef, bij al zijn passie voor de kunsten, in wezen een amateur, een – zij het begaafde – dilettant, niet iemand die het beroep des dichters zo bedingungslos uitoefende als ik, en hij liet zich maar al te licht afleiden van het moeizame scheppingsproces … waarmee ik op vriendschappelijke wijze de draak steek in mijn toneelstukje.
Zo heb ik samen met hem in het door mij opgerichte tijdschrift de Thalia een filosofische dialoog in brieven gepubliceerd, waarbij hij zijn bijdragen onder de naam ‚Raphael’ , en ik de mijne onder de naam ‚Julius’ schreef – maar het probleem was, dat zijn ‚Raphaels’ ondanks alle goede voornemens en beloftes nooit op tijd voor publicatie gereed waren … en dat is ook de situatie, waarmee het stuk zo dadelijk begint.
Ik heb al een blik op het décor geworpen en ik moet u zeggen: ik herken de Körnersche villa niet echt weder. Ik zag geen wanden en geen deuren, en in plaats van ganzenveer en inkt een vreemdsoortige machine op Körner’s schrijftafel.
Dit ligt waarschijnlijk daaraan, dat het modern theater is. De handeling speelt nu in 1905!!
Welnu, ikzelf hoef mij gelukkig niet in modern kostuum te verkleden, daar mijn rol in de handeling door een jonge Haarlemse jeune premier gespeeld wordt ((haalt hem voor doek)) , Frank van der Pauw Kraan! ((tegen de andere Schiller)) Toi toi toi! ((tot het publiek)) Ter instemming luisteren wij nu naar de Chorphantasie Opus 80 van Beethoven. Wij wensen u veel genoegen!